Het is in ons land nog niet gebruikelijk dat elke burger zich een wapen kan aanschaffen, zogenaamd om zichzelf te verdedigen. Er is hier geen wapenlobby die schermt met het recht op zelfverdediging. Enkel vuurwapenclubs en jagers worden door de publieke opinie gedoogd als bezitters van wapens. Anders dan in Amerika natuurlijk, waar zelfs de president het recht op zelfverdediging inroept om andere staten 'preventief' aan te vallen en regimes ten val te brengen.
De wetgeving op het wapenbezit hangt natuurlijk samen met het recht op zelfverdediging: het recht om - in plaats van een officiële ordedienst als de politie - eigenhandig op te treden tegen een bedreiging. Uiteraard in accute gevallen (wanneer er geen politieagent in de buurt is) is een burger toegestaan zich met geweld te verdedigen tegen een aanvaller als zijn eigen veiligheid in gevaar is.
1. De tegenpartij (de dief) moet een onmiddellijk en direct gevaar vormen voor jouw of andermans leven. De aanval van de dief moet de dood of zeer zware slagen tot gevolg kunnen hebben. Maar ook bij poging tot verkrachting of als een boef jou dreigt op te sluiten, is noodweer toegelaten. Een gevaar voor goederen volstaat niet.
2. De aanval van de dief moet nakend zijn. Schieten op een vluchtende inbreker is geen noodweer.
3. Om van wettige zelfverdediging te spreken moet het onmogelijk zijn om de aanval van de dief op een andere manier tegen te houden. Als je de politie kan bellen of zelf de benen kan nemen, mag je niet schieten.
4. De reactie moet in verhouding staan tot het gevaar dat wordt afgewend. Een revolverschot dat volgt op een kaakslag is geen noodweer, zo besloot cassatie.
5. Als iemand 's nachts met geweld in jouw woning wil binnendringen, dan gaat het gerecht ervan uit dat er een ernstig gevaar dreigt. Het is voldoende dat de inbreker brokstukken door een venster gooit en de deur probeert te forceren. Ook als de indringer al binnen is, blijft het vermoeden van ernstig gevaar bestaan. Maar in dat geval is er slechts wettige zelfverdediging, als het geweld van de schutter in verhouding staat tot dat van de dieven én als men het gevaar dat van de dieven uitgaat op geen enkele andere manier kon afweren dan door te schieten.
6. Als iemand een gewelddadige plundering afweert en hij gebruikt daarbij zelf geweld, dan is dat automatisch wettige zelfverdediging. Hetzelfde geldt voor verweer tegen afpersing. De rechter mag dan niet meer nagaan of het geweld van de schutter in verhouding staat tot dat van de plunderaar, en evenmin of de schutter nog de politie kon opbellen. Omstreden, in elk geval.
Dit zijn de principes, maar de rechter moet in ieder concreet geval zelf beslissen of het gedrag van een schutter noodzakelijk was én of ze in verhouding stond tot dat van de getroffen dief. Dus: de rechtspraak kan verschillen.
De kwestie is natuurlijk dat het bewijs er moet zijn dat de aanvaller wel degelijk een lijfelijke bedreiging vormde. Meestal komt dat neer op de vraag of hij gewapend was. En dat wapen kan elke vorm aannemen. Als aangetoond wordt dat de aanvaller geen bedreiging (meer) vormde, moet de rechtbank oordelen over het 'gevoel' van bedreiging dat de zelfverdediger naar geweld deed grijpen. Een uitspraak kan elke kant uitgaan, maar men wijkt niet af van het principe dat de zelfverdediging louter en alleen bedoeld is voor het redden van z'n eigen vel. Een juwelier die vanop een veilige afstand schiet op vluchtende gangsters is niet alleen niet fysiek bedreigd, maar is bovendien er enkel op uit zijn have en goed te beschermen (niet louter zichzelf).
gva.be